Lucy McKenzie - Thomas Lerooy

(In Search Of Past Times, New Spaces, Strange Worlds...)

Lucy en Thomas
Waregem
19 aug. 07 okt. 2007

In het najaar van 2008 bracht Be-Part werk van twee jonge, beloftevolle kunstenaars. Lucy McKenzie en Thomas Lerooy creëren elk een eigen wereld, gebaseerd op hun fascinaties en op iconen uit de (kunst)geschiedenis.

De architectuur en de ruimtes van Be-Part zijn op z’n minst vreemd te noemen. Eenmaal voorbij de inkom, die in een eerder burgerlijke stijl is opgetrokken, kom je terecht in een naakte betonarchitectuur. Het is een dominante omgeving waartegen het moeilijk vechten is, tenzij je haar theatrale kwaliteiten ten volle gaat benadrukken of benutten. Een andere mogelijkheid is het formuleren van een warm wederwoord als reactie op de kille grootsheid. Voor hun tentoonstelling in Be-Part werden Thomas Lerooy en Lucy McKenzie noodgedwongen uitgedaagd te reflecteren over de ruimtelijke beleving van hun werk in een postmodernistisch decor.

Het samenbrengen van het werk van Thomas Lerooy en Lucy McKenzie in een tentoonstelling ontstond absoluut niet vanuit het idee om te zoeken naar formele gelijkenissen, naar gebruik van dezelfde media of omdat ze een gelijkaardige thematiek zouden hanteren. Integendeel, Thomas Lerooy en Lucy McKenzie zijn twee kunstenaars met heel verschillende achtergronden. Het is veeleer in hun denken over tijd, ruimte en het onderzoek naar de impact van een beeld dat ze elkaar vinden. Ook is er hun gelijkaardige gebruik van bronnen, hun eigenwijze manier om zich een vormentaal of esthetiek toe te eigenen, hun interesse voor techniek en ambacht.

Terwijl Thomas Lerooy een heel mannelijke, haast ‘macho’houding aanneemt om de dingen naar zijn hand te zetten, gaat Lucy McKenzie op een speelse manier haar vrouwelijke gevoeligheden en de betekenis van (vrouwelijke) smaak in de maatschappij analyseren. Beiden grijpen hiervoor terug naar materiaal uit ‘vervlogen tijden’, gerelateerd aan hun eigen omgeving, hun eigen leefwereld. Voor Lucy McKenzie, afkomstig uit Schotland en momenteel wonend in Brussel, zijn dat onder meer de modernistische ontwerpen van de Arts and Crafts-beweging of de art nouveau. Voor Thomas Lerooy werken de groteske humor van Belgische kunstenaars uit het symbolisme en het surrealisme inspirerend. Zo creëren beiden hun eigen wereld, schijnbaar zonder zich iets aan te trekken van de hedendaagse tijd en ruimte. Dit betekent echter niet dat hun werk geen betekenis heeft in de sociale en artistieke realiteit van vandaag. Eenmaal het in een specifieke ruimte geplaatst is, zoals de tentoonstellingsruimte van BE-PART, gaat hun werk een intense dialoog aan met andere werken, met de omgeving en met de toeschouwer.

Locatie

Be-Part Waregem Westerlaan
Westerlaan 17
8790 Waregem

Bereikbaarheid

Lucy McKenzie
°1977 Glasgow (UK) / Woont en werkt in Brussel


Lucy McKenzie onderzoekt in haar werk de modernistische ideeën en hoe die omgezet werden in de toegepaste kunsten, de handel en de tijd. Ze beheerst verschillende technieken, die ze vaak als autodidact heeft aangeleerd, zoals druktechnieken, grafisch ontwerp, kledingontwerp, interieurontwerp en –aankleding, audio-opnamen en zelfs het management van een platenlabel. Door zich niet te beperken tot een of ander specialisme kan ze op een veel speelsere en ontspannen manier creëren en experimenteren. Haar bronnenmateriaal is al even divers: modetekeningen, oude vrouwenmagazines, films uit de jaren 1970, advertenties, eigen familiefoto’s, architectuurtekeningen, strips,… Zo eigent ze zich diverse vormentalen en ideeën toe, waarbij ze er een nieuwe context voor schept of bepaalde betekenissen en relaties ontwricht.

Lucy McKenzie ziet het schilderen zelf slechts als een middel. Daardoor verandert vaak de manier waarop ze het gebruikt. Ze is er niet in geïnteresseerd om eerst een visuele code vast te leggen als betekenisdrager, die dan haar hele oeuvre zou markeren. ‘Ik associeer eenvoud met behoudsgezindheid – de idee dat je een formule hebt gevonden, zodat je je niet meer druk hoeft te maken over hoe zwaar het allemaal is, dat is de dood. Mijn werk bind ik met opzet aan een tijd en een plaats; het is bedoeld als iets dat over iets specifieks gaat, waardoor het vaak heel moeilijk is om complexe configuraties van betekenislagen tot hun recht te doen komen in een groepstentoonstelling of in een te gedetermineerde context, zoals een ambitieus instituut. Meestal is mijn werk kleurrijk of figuratief, zodat het tegemoetkomt aan de basiswensen van de leek, wat op zichzelf een intrinsiek onderdeel van mijn werk is; conceptuele kunst betekent niet het ontbreken van materiële betrokkenheid.’

In BE-PART toont Lucy McKenzie een reeks van vier grote doeken. Het zijn levensgrote frontale interieurzichten, gebaseerd op tekeningen van de architecten P. Jaspar, J.M. Olbrich, C.R. Mackintosh en P. Hankar. Voor haar werk ‘Interior’ ging ze in archiefmateriaal op zoek naar interieurzichten van modernistische architecten aan het eind van de negentiende eeuw of het begin van de twintigste eeuw. Het was voor haar belangrijk dat de modellen zeldzame frontaanzichten waren en geen tekeningen die vervormd waren door het gebruik van perspectief.

‘Interior’ speelt met de theatrale illusie, zonder te willen vervallen in trompe-l'oeileffecten. De doeken bedekken bijvoorbeeld niet de volledige wanden en staan er zelfs los van. Ze worden veeleer een ruimte binnenin de ruimte. De schaal, de opstelling en de monumentaliteit genereren een ruimtelijk effect dat een fysisch bewustzijn van de toeschouwer uitlokt. McKenzies fascinatie voor de formele schoonheid van de art nouveau ligt aan de basis van deze werken, maar ook de sociale en maatschappelijke veranderingen sinds begin twintigste eeuw. Art nouveau- en Arts & Crafts-ontwerpers waren begaan met het samenvallen van de vrije en de toegepaste kunsten met het huishoudelijke leven. Wat is de betekenis hiervan vandaag nog? In Waregem laat Lucy McKenzie een soort van ‘ambetante’ symbiose ontstaan tussen de rijkelijk versierde art nouveau-interieurs en de koude, postmodernistische betonarchitectuur van BE-PART.


Thomas Lerooy
°1981 Roeselare / woont en werkt in Gent en Brussel


Vertrekkend van een schijnbaar beperkte beeldtaal creëert Thomas Lerooy een universum met eindeloze mogelijkheden. In zijn tekeningen en sculpturen zijn symbolen van verval, vergankelijkheid of dood alomtegenwoordig. Tegelijk heerst er een ongelooflijke levendigheid, het krioelt zoals in een betere danse macabre. Putti’s en centauren met doodshoofd staan bijvoorbeeld af te luisteren, ze staan de toeschouwer wat uit te lachen, ze staan fier te poseren, te plassen, te dansen, te botsen, te kotsen,… Ze verbeelden een verhaal van vergankelijkheid en eeuwigdurend verval, maar doen dat op een afschuwelijk vrolijke manier.

De symbolen des doods brengen de Noord-Nederlandse vanitas-schilderijen uit de zeventiende eeuw in herinnering, maar ook de groteske of macabere humor van bijvoorbeeld James Ensor, Félicien Rops en Antoine Wiertz. Het doodshoofd als motief par excellence: een stoer symbool voor velen, maar tegelijk staat het ook voor het mysterie, het angstwekkende, de gelijkvormigheid (‘In de dood zijn we allen gelijk’). Zoals James Ensor, die zichzelf portretteert met een doodshoofd, of Félicien Rops, die prostituees laat vrijen met skeletten, of nog Antoine Wiertz, die zijn ‘belle Rosine’ ijdel laat poseren naast een skelet, haar evenbeeld zonder vlees en huid.

De wereld die Thomas Lerooy in zijn tekeningen schept, ontstaat uit een onontwarbaar netwerk van motieven die worden samengebracht. Niet alleen iconen uit de beeldhouwkunst (cfr. de David van Michelangelo, de Manneken Pis van H. Duquesnoy) of de funeraire traditie worden herwerkt, maar ook bekende logo’s uit oude advertenties passeren de revue (cfr. Belga, Mère Poularde,…), ornamenten uit de boekdrukkunst, sierelementen uit de architectuur en de toegepaste kunsten, taartarchitectuur, dieren, exotische motieven, elementen uit gezelschapsspelen (het kaartspel, Dokter Bibber, het ganzenspel),... Door de fantasierijke relaties die Lerooy legt en door de dingen op hun kop voor te stellen, ontwricht hij de betekenis van iconen uit onze beschaving. Ze worden zo op een wrange manier humoristisch. Uit het een vloeit het ander als vanzelf, laag na laag, tot een mentaal labyrintisch geheel aan betekenissen en misleidingen. Uit die bizar monumentale composities ontstaan onder meer fonteinen des verderfs of apocalyptische grotten, toegangspoorten tot gruwelijke sferen à la Dante Alighieri. Allemaal rijkelijk voorzien van doodshoofden en rottend fruit.

Vanwege zijn vrije en zelfs respectloze omgang met de iconografie heeft Thomas Lerooys werk niets te maken met de adoratie voor de dood zoals in gothic- of death metal-scènes en heeft het evenmin van doen met een of ander moralistisch gedachtegoed. Het is de creatie van een nieuwe mentale ruimte en een onderzoek naar de impact van zijn beeldtaal, naar de actuele betekenis van kunsthistorische motieven, naar de relatie kunstwerk – ruimte – toeschouwer, naar schoonheid en slechte smaak.

In zijn sculpturen toont Thomas Lerooy een grote fascinatie voor de monumentale traditie van de beeldhouwkunst en de betekenis van ‘de aura’ rond kunst. Stijl en techniek hanteert hij op een perfectionistische en maniëristische manier, met oog voor detail en proportie. Tegelijk getuigt zijn werk van een barokke grandeur en forsheid. Thomas Lerooy zet op een eigenzinnige manier de traditie verder van monumenten te maken die het ontzag van de toeschouwer opeisen en een ankerpunt worden voor hun omgeving. Uiteraard reikt de kracht van zijn werk veel verder dan de bevestiging van de eer en glorie van godvergeten figuren, zoals het geval was in de negentiende eeuw. Door het gebruik van symbolen van verval en vergankelijkheid verdraait hij de burgerlijke betekenis van het monument en geeft hij het een ironische lading mee. De figuren die hij vormgeeft, lijken uit een andere, parallelle wereld te komen. Naast een spel van aantrekken en afstoten lokken ze ook een directe reactie uit bij de toeschouwer, zonder dat ze toelaten op een eenduidige manier te worden ervaren. Thomas Lerooy creëert zo een spanningsveld tussen het beeld en de omringende ruimte, die vanaf dan als claustrofobisch en dreigend wordt ervaren.

Naast een reeks recente tekeningen toont Thomas Lerooy in de kelder van BE-PART een nieuwe sculptuur, die hij produceerde in samenwerking met BE-PART: ‘Listen to your heart’. Het paardje met de menselijke schedel lijkt van de trappen te zijn gevallen. Tegelijk zou het ook gewoon aan het afluisteren kunnen zijn. Het beeld refereert aan de Griekse mythe van de centauren, de kinderen van Kentauros. Het zijn wilde en drankzuchtige natuurwezens, waarvoor geen enkele maagd veilig is. Ze brengen overal chaos met zich mee, maar zijn ook de begeleiders naar het hiernamaals. In de context van Waregem krijgt het beeld een bijzondere waarde. De stad is uiteraard welbekend vanwege de jaarlijkse paardenkoersen en de monumentale paardensculpturen in de stadskom van Waregem. Het kleine paardje met een onnatuurlijke houding lijkt verloren gelopen en uiteindelijk gestruikeld in de donkere kelder van BE-PART. Tegelijk bezit het werk een klassieke schoonheid door de krachtige en elegante curve van de romp en de hals. Thomas Lerooy zette de hele ruimte ten dienste van zijn beeld door een aantal subtiele ingrepen. Het kleine beeld wordt op die manier zo krachtig dat het de hele ruimte vult met spanning, drama en groteske humor.